Lokale lastendruk

Woonlasten

De gemeentelijke woonlasten worden als volgt gedefinieerd: het gemiddelde bedrag dat een huishouden in een woning met gemiddelde waarde in een gemeente betaalt aan OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing, minus een eventuele heffingskorting.

De beleidsuitgangspunten, zoals vastgesteld bij de kadernota 2018, zijn:

  • OZB-raming mag met niet meer dan het inflatie percentage worden bijgesteld (voor 2018 2,1%)
  • sturen op 100% kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing en rioolheffing.

Op basis van de per medio 2017 bekende parameters wordt de ontwikkeling van de woonlasten als volgt berekend:

Lokale lastendruk woningeigenaren, meerpersoonshuishouding

bedragen x €

Uitgangspunten

Huishouden (woning in eigendom)

> 1 persoon

Gemiddelde WOZ-waarde woning

179.456

2017

Gemiddelde waardeontwikkeling

0,0%

Gemiddelde WOZ-waarde woning

179.456

2018

in bedragen

in procenten

2017

2018

mutatie

mutatie tarief

mutatie woonlasten

OZB

361,24

368,78

7,54

2,1%

1,0%

Afvalstoffenheffing

190,78

190,78

0,00

0,0%

0,0%

Rioolheffing

172,98

173,34

0,36

0,2%

0,0%

Totale woonlasten

725,00

732,90

7,90

1,09%

Toelichting

  • OZB
    De woonlastendruk is gebaseerd op de gemiddelde waarde van een woning ad € 179.456 (Bron: Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, peildatum juni 2017). Dit is de begrote waarde van een woning die als basis wordt genomen voor de gemeente Venlo voor het belastingjaar 2018. Hierbij wordt opgemerkt, dat er wel individuele verschuivingen kunnen plaatsvinden.
    Jaarlijks vindt er een herwaardering plaats waarbij alle objecten opnieuw worden getaxeerd naar de waarde-peildatum 1‑1‑2017. De herwaardering, c.q. nieuwe taxatieronde WOZ ten behoeve van het belastingjaar 2018 is bij het opstellen van de onderhavige begroting nog niet afgerond. In het kader van de herwaardering worden alle objecten opnieuw getaxeerd naar de waarde-peildatum 1-1-2017. Voor het belastingjaar 2018 hebben wij in deze begroting gerekend met een waardeontwikkeling van 0%, omdat er op dit moment nog geen zicht is op de waardeontwikkeling van het gemeentelijke vastgoed. De waardeontwikkeling heeft overigens geen effect op de geraamde OZB-opbrengsten. Conform bestendig beleid worden de OZB-tarieven verhoogd bij een waardedaling. Bij een waardestijging doet zich uiteraard het tegenovergestelde voor.
  • Afvalstoffenheffing en rioolheffing
    Op basis van de geraamde kosten zijn deze tarieven berekend. Uitgangspunt is, conform beleidsuitgangspunten, 100% kostendekkendheid.

De mutaties in de OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing houden in dat de gemiddelde woonlastendruk in 2018 met € 7,90 toeneemt ten opzichte van 2017. Procentueel betekent dit een stijging van de woonlastendruk met 1,09%.

Over de periode 2017-2021 bezien, zijn de volgende effecten in de woonlastendruk herkenbaar:

  • Uitgangspunt in bovenstaande grafiek is een constante loon- en prijsindex.
  • De hoogte van de afvalstoffenheffing wordt jaarlijks vastgesteld op basis van baten en lasten voortkomend uit de afvalinzameling – en verwerking. De lasten voor inzameling zijn in meerjarige contracten weggezet en daarmee zijn deze uitgaven vrij stabiel. Zodra er opnieuw (2018/2019) moet worden aanbesteed kunnen er door ontwikkelingen in deze markt aanzienlijke prijsveranderingen optreden. Aan de verwerkingskant is dit eveneens aan de orde, maar spelen fluctuerende marktprijzen ook een rol. Bij een realistische benadering van de jaarlijkse kosten/baten hebben deze ontwikkelingen zodoende invloed op de hoogte van de afvalstoffenheffing. De afbouw van de  egalisatiereserve afvalstoffen (conform raadsbesluit, voorstel 31 d.d. 24 juni 2015),  in periode 2016-2018, bepaalt uiteindelijk in combinatie met bovenstaande de hoogte van de afvalstoffenheffing gedurende de periode 2016-2018.
    Naar verwachting zullen forse fluctuaties van de afvalstoffenheffing, mede door de invoering van de omgekeerde afvalinzameling (oai) in 2018 en het te  verwachten positieve effect (-50% restafval) daarvan op de kosten, de komende jaren beperkt zijn. Op basis van resultaten pre-proef oai (-80%) blijkt doelstelling -50% zeer realistisch. Verdere besparingen zijn daarmee realiseerbaar, waarmee het tarief wellicht gunstig kan worden beïnvloed.

Overige effecten

Naast de effecten op de woonlastendruk brengen wij jaarlijks de gevolgen van de belastingontwikkelingen voor een woninghuurder en voor de categorie niet-woningen in beeld.

Voor de woninghuurder stijgen de gemeentelijke lasten in 2018 gemiddeld met 0,1% ten opzichte van 2017. De geringere stijging ten opzichte van de ontwikkeling van de woonlasten van de woningeigenaar komt doordat woninghuurders wel een aanslag afvalstoffenheffing en rioolheffing ontvangen, maar geen OZB betalen.
Voor de categorie niet-woningen (ondernemers) leiden de diverse belastingvoorstellen tot een verhoging van de lastendruk van gemiddeld 1,85% in 2018 ten opzichte van 2017. Dit geldt voor een ondernemer die een bedrijfspand zowel in eigendom als in gebruik heeft. De begrote gemiddelde waarde van een niet-woning in onze gemeente bedraagt € 584.000 (Bron: Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, peildatum juni 2017) voor het belastingjaar 2018. Deze is gelijk gesteld aan die van 2017 om dezelfde reden als in de toelichting bij de OZB voor de woningen (herwaarderingsronde en nieuwe taxaties zijn medio 2017 nog niet afgerond).

Deze categorie betaalt wel OZB (zowel eigendom als gebruik) en rioolheffing, maar geen afvalstoffenheffing.

Macronorm OZB

Uit het rapport 'Evaluatie systematiek macronorm onroerende zaakbelasting' (2015) kwam naar voren dat de macronorm onroerende zaakbelasting geen effectief beheersingsinstrument bleek. Om deze reden is geadviseerd deze norm af te schaffen. De minister kan zich hier in vinden, maar is niet overtuigd van de werking van de alternatieven. De alternatieven, die in het rapport worden genoemd, zijn nog onvoldoende uitgewerkt om nu al te besluiten tot aanpassing of afschaffing van de huidige norm.

Het kabinet is verder voornemens om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te komen tot een woonlastennorm. Daartoe zal door een werkgroep, die het evaluatierapport over de macronorm onroerende zaakbelastingen heeft opgesteld, de variant van de woonlastennorm verder worden uitgewerkt. Bij het nieuwe kabinet zal de VNG dit weer ter sprake brengen.

Benchmark referentiegemeenten

Jaarlijks presenteren wij de ontwikkeling van de gemeentelijke woonlasten van Venlo, afgezet tegenover een aantal referentiegemeenten.

De bedragen van de referentiegemeenten worden daarbij ook weergegeven als percentage van het bedrag van de gemeente Venlo. Het bedrag van de gemeente Venlo is daarbij dus gelijkgesteld aan 100%. De gegevens in de onderstaande tabel zijn overgenomen uit de ‘Atlas van de lokale lasten’ van het Coelo. Om tot een zo optimaal mogelijke vergelijkbaarheid van de gemeenten te komen hanteert Coelo een aantal uitgangspunten waardoor de gepresenteerd tarieven kunnen afwijken van de gemeentelijke tarieven. In deze atlas worden de woonlasten vergeleken voor zowel een eenpersoonshuishouden als een meerpersoonshuishouden. Wanneer er gemeenten zijn met verschillende tarieven voor meerpersoonshuishoudens van verschillende grootte wordt in de Atlas uitgegaan van een drie persoonshuishouden.

Gemeentelijke woonlasten meerpersoons-huishouden referentiegemeenten

bedragen x €

2013

% van Venlo

2014

% van Venlo

2015

% van Venlo

2016

% van Venlo

2017

% van Venlo

Alkmaar

544

74%

538

73%

546

73%

562

77%

572

79%

Delft

730

99%

753

103%

794

106%

831

114%

845

116%

Deventer

757

103%

763

104%

760

102%

788

109%

821

113%

Heerlen

708

96%

692

95%

725

97%

747

103%

753

104%

Helmond

628

85%

703

96%

729

98%

742

102%

750

103%

Hengelo

694

94%

699

95%

717

96%

747

103%

780

107%

Hilversum

750

102%

748

102%

708

95%

727

100%

731

101%

Leeuwarden

648

88%

645

88%

650

87%

646

89%

649

89%

Maastricht

745

101%

705

96%

724

97%

729

100%

743

102%

Sittard-Geleen

718

97%

728

99%

736

99%

772

106%

776

107%

VENLO

738

100%

732

100%

746

100%

726

100%

726

100%

Westland

739

100%

743

102%

739

99%

758

104%

754

104%

Gemiddeld

700

704

715

731

742

Ten opzichte van de referentiegemeenten is de positie van Venlo in 2017 wederom verbeterd. In 2016 lag Venlo iets onder het gemiddelde (€ 6) in 2017 is sprake van € 16 onder het gemiddelde. In de referentiegroep zijn er in 2017 slechts 2 gemeenten waarvan de woonlasten lager zijn dan die van Venlo.

Ranglijst woonlasten

Uit de Atlas lokale lasten 2017 blijkt dat de positie van Venlo op de ranglijst van de woonlasten het afgelopen jaar wederom is verbeterd. In 2013 bevonden wij ons qua woonlasten in de middenmoot (plek 274)van Nederland en in 2014 op plek 240. De in 2014 ingezette daling zet zich in 2015 t/m 2017 voort naar plek 158. Een verbetering van 116 posities t.o.v. 2013 en 5 t.o.v. 2016 (nr. 1 heeft de laagste lasten).

Als we naar de onderstaande grafiek kijken, dan blijkt dat de woonlasten voor meerpersoonshuishoudens in Venlo in 2017 gelijk zijn gebleven en zo goed als op hetzelfde niveau blijven als het landelijk gemiddelde. De woonlasten voor een meerpersoonshuishouden bedragen in Venlo € 726. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde van € 723.