Inleiding
De financiële positie speelt een belangrijke rol om een goede en integrale afweging te kunnen maken over de te varen koers op de korte, maar vooral op de (middel)lange termijn. De financiële positie is geen doel op zich en moet altijd bezien worden in het licht van de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijk rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet ons bestuur helpen verantwoorde keuzes te maken voor de (middel)lange termijn. Afwegingen waarbij de beantwoording van de 3 W-vragen: wat willen we bereiken? wat gaan we daarvoor doen? wat mag het kosten? afgezet worden ten opzichte van de impact op de financiële positie.
Ontwikkelingen
De ontstane en geschetste problematiek binnen onder andere het sociale domein heeft een forse impact op de totale financiële positie. Overeenkomstig het budgettaire kader is uitgangspunt dat er structureel evenwicht is binnen het budgettair kader sociaal domein met ingang van 2019. Wij hebben een pakket (bijsturings)maatregelen geformuleerd waarbij het budgettair kader naar verwachting met ingang van 2019 structureel weer in evenwicht is.
Vooralsnog gaan wij ervan uit dat ook vanuit de landelijke politiek de problematiek herkend en erkend wordt en dat er op de verschillende beleidsterreinen ‘verlichtings’ maatregelen komen. Zo is er, in VNG- en G32 verband, bij het Ministerie aangedrongen op zogenaamde verlichtingsmaatregelen voor gemeenten met grote financiële problemen voor wat betreft de decentralisaties en de jeugdzorg in het bijzonder. Daarnaast heeft de VNG aangegeven door het grote tekort op het macrobudget Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) niet langer medeverantwoordelijk te kunnen en willen zijn voor de doorontwikkeling van het verdeelmodel en de vaststelling van de individuele budgetten van gemeenten. De uitgaven BUIG van gemeenten lagen in 2016 in totaal € 270 miljoen hoger dan het macrobudget dat door het Rijk is gevuld. 90% van de gemeenten had daarmee in 2016 een tekort op de BUIG. Uiteraard houden wij in deze begroting geen rekening met eventuele 'verlichtingsmaatregelen' in financiële zin.
Zowel in onze exploitatie als de balansprognoses gaan wij vooralsnog uit van de 'best guess' scenario’s. Vertrouwen hebbend in de geformuleerde structurele (bijsturings)maatregelen die wij in deze begroting hebben voorzien zijn wij van mening dat het uitzonderlijke en bijzonder majeure financieel probleem een incidenteel karakter krijgt welke vraagt om uitzonderlijke en bijzondere maatregelen. Maatregelen die niet leiden tot structurele ‘afbraak’ van de stad en ambities op (middel)lange termijn die niet zijn terug te draaien. Het gaat hierbij om maatregelen die op korte termijn het vermogen versterken en/of het tekort 2018 kunnen reduceren, waarbij concreet gekeken wordt naar het verzilveren van activa waarop stille reserve(s) berusten en het afstoten van vastgoed.
Daarnaast hebben wij gekeken naar mogelijkheden om de algemene reserve te versterken door een herstructurering van het eigen vermogen. Wij hebben hierbij (gedeeltelijk) de reserves met een inkomensfunctie (afschrijvingsreserves) laten vrijvallen ten gunste van de algemene reserve tot een bedrag van € 30,4 miljoen. Het gaat hierbij om een verschuiving van middelen, niet om extra geld. Het hieruit voortvloeiende vervallen van structurele dekking vanuit de afschrijvingsreserves is verwerkt in de meerjarenbegroting ten laste van het in 2016 gecreëerde begrotingsoverschot voor versterking van het weerstandsvermogen. Dit betekent dat dit structureel bedrag in de begroting nu ook voor de lange termijn belegd is waarbij hieraan geen andere bestemming gegeven kan worden na 2021.
Wij zijn ons ervan bewust dat de uitzonderlijke en bijzondere omstandigheid een substantiële impact en negatieve invloed heeft op het in het coalitieprogramma verwoord duurzaam financieel beleid. Hierbij merken wij wel op dat in deze begroting intensiveringen zijn opgenomen voor wat betreft het structureel en noodzakelijk kwalitatief onderhouden van enerzijds de stad zelf en anderzijds de organisatie. Hierbij wordt recht gedaan aan het door u vastgestelde basisscenario uit de kadernota 2018.
Beoordeling financiële positie
De beoordeling van de financiële positie vindt plaats op basis van de door uw raad vastgestelde strategische en de van daaruit vastgestelde tactische doelstellingen. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
De tactische doelstellingen zijn elk voorzien van één of meerdere kengetallen.
Deze kengetallen, inclusief analyse en beoordeling worden uitgebreid toegelicht in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing en in de paragraaf financiering.
Sluitende begroting
Doelstelling is een materieel en structureel sluitende (meerjaren)begroting. Zoals geschetst onder ontwikkelingen is er voor 2018 sprake van een begrotingstekort van bijna € 8 miljoen en voor 2019 van afgerond € 0,6 miljoen. Vooralsnog worden deze begrotingstekorten 'gedekt' door een onttrekking uit de algemene reserve, die hiermee ver beneden peil geraakt. Hiervoor zijn maatregelen geformuleerd waarbij uitgangspunt is dat de revenuen terugvloeien naar de algemene reserve. Het gaat om het verzilveren van stille reserve(s) en het afstoten van vastgoed.
Door het effectueren van structurele maatregelen slaat het begrotingstekort om in een begrotingsoverschot van afgerond € 0,5 miljoen in 2020 oplopend naar € 0,8 miljoen in 2021. Deze bedragen worden gestort in de algemene reserve voor het aansterken van de financiële positie.
In onderstaande tabellen is dit beknopt weergegeven.
Bedragen x 1.000 | ||||
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
Baten | 397.694 | 390.776 | 383.949 | 384.455 |
Lasten | -406.852 | -392.474 | -384.951 | -385.624 |
Budgettaire opgave | -9.157 | -1.698 | -1.002 | -1.170 |
Oplossingen | 1.380 | 1.125 | 1.521 | 1.983 |
Saldo | -7.777 | -573 | 519 | 813 |
Bijstelling toevoeging | 7.777 | 573 | -519 | -813 |
(weerstandsvermogen) | ||||
Begrotingsresultaat | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bedragen x 1.000
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
Toevoeging | 1.588 | 1.426 | 1.947 | 1.947 |
weerstandsvermogen | ||||
begroting 2017 | ||||
Inzet t.b.v. herstructurering vermogen | -1.588 | -1.426 | -1.947 | -1.947 |
Bijstelling toevoeging | -7.777 | -573 | 519 | 813 |
(weerstands)vermogen | ||||
Mutatie | -7.777 | -573 | 519 | 813 |
weerstandsvermogen | ||||
begroting 2018 |
Uit de analyse van de begroting 2018 - 2021 blijkt dat de structurele exploitatieruimte in 2018 negatief is. Vanaf 2019 is de structurele exploitatie nul en wordt vanaf 2020 licht positief (2019: 0,0%), (2020: 0,2%), (2021: 0,4%) en begeeft zich hierbij boven de streefwaarde van >=0%.
Belangrijk aandachtspunt is dat de in de begroting opgenomen structurele (bijsturings)- maatregelen daadwerkelijk gerealiseerd moeten worden. Het tijdig anticiperen hierop is een absolute must.
Het totaal van de begrote baten en lasten na oplossingen bedraagt in 2018 € 442 miljoen. In onderstaande twee cirkeldiagrammen is achtereenvolgens weergegeven waaruit de verwachte baten en lasten van gemeente Venlo in 2018 bestaan.
In het eerste diagram is te zien dat de belangrijkste baten naar verwachting in 2018 afkomstig zijn van het gemeentefonds, de integratie-uitkering sociaal domein en de specifieke uitkeringen.
In het tweede diagram komt naar voren dat met € 210,9 miljoen meer dan de helft van de begrote lasten in 2018 wordt verwacht in de programma’s “Participatie en Werkgelegenheid” en “Zorg en Welzijn”. Dit wordt met name veroorzaakt door de lasten binnen het sociaal domein (o.a. als gevolg van de decentralisaties). De toelichting op de programma’s is opgenomen in hoofdstuk 3.
Voldoende weerstandscapaciteit
De doelstelling is het beschikbaar hebben van voldoende middelen (weerstandscapaciteit) voor het opvangen van de geïdentificeerde risico's, waarbij de risicobereidheid is: "Venlo wil geen risicomijdende gemeente zijn". De integrale ratio weerstandsvermogen bedraagt voor het jaar 2018 0,78 en ontwikkelt zich naar 0,83 voor het jaar 2021. De integrale ratio weerstandsvermogen bevindt zich hiermee voor de jaren 2018 t/m 2021 onder de streefwaarde van >=1,0. Dit ondanks de herstructurering van het eigen vermogen waarbij de algemene reserve met € 30,4 miljoen is gevoed.
Als gevolg van het rekeningtekort 2016 en de geprognosticeerde tekorten in 2017 en 2018 is de verwachting dat de algemene (grond)reserve fors in omvang zal afnemen. In totaliteit gaat het hierbij om een bedrag van bijna € 40 miljoen. In de balansprognoses en kengetallen wordt hiermee rekening gehouden.
De provincie Limburg heeft in 2015, naar aanleiding van het financieel verdiepingsonderzoek, de voorwaarde gesteld om de ratio met ingang van 2018 boven de 1,0 te hebben. Deze voorwaarde is gesteld om meerjarig in aanmerking te blijven komen voor het standaard repressief toezicht. Aan deze voorwaarde wordt met deze (meerjaren)begroting niet voldaan.
Er zal strak gestuurd moeten worden op het mitigeren van de gekwantificeerde risico's en/of de omvang van de weerstandscapaciteit om de weerstandscapaciteit niet verder te laten verslechteren.
De solvabiliteitsratio bedraagt in 2018 8% en in 2021 9%. Dit is een substantiële daling ten opzichte van de begroting 2017-2020 (15%) en bevindt zich ver onder de streefwaarde van >=20%. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de (geprognosticeerde) tekorten over 2016 tot en met 2018. Versterking van het weerstandsvermogen is een belangrijk aandachtspunt.
Wendbare begroting
Bij deze doelstelling gaat het om de bepaling of de begroting voldoende wendbaar is om tijdig te kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Het kapitaallastenplafond is in omvang gelijk gebleven, hetgeen betekent dat de begroting op termijn met een zelfde bedrag aan rente en afschrijvingen belast gaat worden dan in de begroting 2017 - 2020 voorzien. Als gevolg van de herstructurering van het eigen vermogen is de structurele dekking vanuit de afschrijvingsreserves verwerkt in de meerjarenbegroting ten laste van het in 2016 gecreëerde begrotingsoverschot voor versterking van het weerstandsvermogen. Dit betekent dat dit structureel bedrag in de begroting nu ook voor de lange termijn belegd is waarbij hieraan geen andere bestemming gegeven kan worden na 2021.
Vanaf 2019 ontwikkelt de structurele exploitatieruimte zich van 0% naar een licht positief percentage van 0,4% in 2021. Vanaf 2019 bevindt de structurele exploitatieruimte zich boven de streefwaarde van >=0%.
Acceptabele schuld
De doelstelling is dat de schuldpositie van de gemeente Venlo zich op een acceptabel niveau bevindt. De schuldquotes laten de komende jaren een stabiele ontwikkeling zien en bevinden zich binnen de streefwaarden. De netto schuldquote beweegt zich rond de 100% (streefwaarde < 130%). De netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen beweegt zich rond de 86% en 90% (streefwaarde < 100%). De schuldquotes zijn hiermee hoger dan in de begroting 2017 - 2020 voorzien. Dit wordt mede veroorzaakt door de substantiële tekorten.
Hoewel de schuldquotes relatief hoog zijn bevinden zij zich binnen de streefwaarden en is deze acceptabel.
Algemene conclusie
De ontstane en geschetste problematiek binnen voornamelijk het sociale domein heeft een forse impact op de totale financiële positie. Voor de periode 2016 t/m 2018 verwachten wij op basis van de geprognosticeerde tekorten bijna € 40 miljoen in te teren op ons vermogen, specifiek de algemene reserves. De herstructurering van het eigen vermogen is noodzakelijk om niet geconfronteerd te worden met een negatieve algemene reserve. Deze herstructurering was niet mogelijk geweest indien we in 2016 geen structureel begrotingsoverschot gecreëerd hadden welke tot en met 2021 incidenteel is ingezet voor versterking van het weerstandsvermogen. Wij hebben maatregelen in gang gezet die mogelijk kunnen leiden tot een versterking van het vermogen om de tekorten 2016 - 2018 te verzachten. Hierbij denken wij aan het verzilveren van stille reserve(s) en het afstoten van vastgoed.
Voor de jaren 2018 is er sprake van een begrotingstekort van bijna € 8 miljoen en in 2019 van € 0,5 miljoen. Wij verwachten door het treffen van structurele (bijsturings)maatregelen vanaf 2020 een klein begrotingsoverschot te creëren van € 0,5 miljoen oplopend naar € 0,8 miljoen in 2021. Deze bedragen worden toegevoegd aan de algemene reserve ter versterking van het vermogen. Hierbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat alle geformuleerde (bijsturings)maatregelen, met name binnen het sociaal domein, ook daadwerkelijk uitgevoerd en geëffectueerd moeten worden. Strakke sturing is hierbij randvoorwaardelijk. De solvabiliteitsratio is bijzonder laag (8%) en de ratio weerstandsvermogen bevindt zich onder de 1,0. Nieuwe majeure negatieve ontwikkelingen en tekorten zijn steeds moeilijker op te vangen.
De provincie Limburg heeft in 2015, naar aanleiding van het financieel verdiepingsonderzoek, de voorwaarde gesteld om de ratio weerstandsvermogen met ingang van 2018 boven de 1,0 te hebben. Op basis van deze begroting voldoen wij niet aan deze voorwaarde.
De substantiële verslechtering van onze financiële positie is voor ons aanleiding om met de provinciaal toezichthouder in gesprek te gaan inzake de ontstane situatie en de aanpak die wij voorstaan.
Gezien het begrotingsoverschot en de aanwezige structurele begrotingsruimte kunnen we concluderen dat er sprake is van een materieel en structureel sluitende begroting vanaf 2020. Wij zijn ons ervan bewust dat de uitzonderlijke en bijzondere omstandigheid een substantiële impact en negatieve invloed heeft op het in het coalitieprogramma verwoord duurzaam financieel beleid. Het voeren van een stringent begrotingsbeleid en toepassing van de door u vastgestelde regels budgetdiscipline blijft ook de komende periode randvoorwaardelijk om binnen de door u vastgestelde financiële kaders te blijven.